In het hier te bespreken boek van Darré wordt beschreven hoe de verhouding adel en boerendom verstoord werd met de in de Middeleeuwen beginnende kaste-vorming adel en boerendom.
Karel de Saksendoder, waarvan vermoed wordt dat hij een joodse vrouw had, heeft hierin, afgaande op het boek, een doorslaggevende rol gespeeld. In het hier te bespreken boek wordt deze kastevorming bestempeld als on-Germaans. Adel en boeren opgevat als elkaars gelijke, waarbij de adel bekleed is met bijzondere belangrijke leidinggevende verplichtingen, resulteert in andere verhoudingen. De adel heeft in dat geval een bij zijn wezen passende leiding, die voor het boerendom de plaats in het Duitse volkslichaam volgens Darré veilig stelt. De adel heeft een dubbele taak: bloedbron zijn voor het volk en het volk verzekeren van voedsel. De adel zelf vormt, als landelijk veredelingsresultaat, het natuurlijk leiderschap van het hele volk.
Vooraf: huidige stand van zaken
Volgens denkers uit de Nationaal Socialistische sfeer, is het grote doel waar naartoe moet worden gewerkt het bestendigen van een veredelingsproces binnen het eigen volk om in de toekomst te beschikken over een geschikt duurzaam leiderschap voor Ariërs, die één zijn en bloed verbonden zijn met het eigen volk. In Nationaal Socialistisch Duitsland kon na de machtsovername dit veredelingsproces in gang worden gezet. Men had destijds de overtuiging dat het nog enkele eeuwen zou duren voordat aan een eigen adel, zoals uit prechristelijke tijden, enigermate vorm kon worden gegeven. Binnen hedendaagse Nationaal Socialistische kringen heerst de overtuiging dat we vandaag de dag nog verder verwijderd zijn van deze gewenste staat van zijn. Momenteel moet volgens deze denkers de aandacht gelegd worden op het overnemen van de macht, waarbij zuiver pragmatisme leidend is. Volgens hen is het uiteraard wenselijk zelf geschikte nakomelingen te krijgen, maar ze zijn tevens van opvatting dat, met de huidige giftige joodse propaganda die Ariërs min of meer aanraad zichzelf weg te broeden en te buigen voor alles wat niet blank is, dit proces van veredeling, waar een heel volk bij betrokken moet worden, momenteel energieverspilling is. Efficiënter is volgens hen machtsovername om daarna met het hele volk veredeling na te streven. De adel die zo ontstaat is dan vanzelfsprekend een nieuwe adel uit bloed en bodem.
Dat vooraf, om met de juiste instelling de boekbespreking te kunnen ingaan.
Doel van het boek
Het boek van Darré is bedoeld als richtlijn over hoe een nieuwe adel tot stand kan worden gebracht. Hierin worden alle onderdelen waarmee rekening moet worden gehouden bij het tot stand brengen van een nieuwe adel, in een bestek samengevat. Na het geven van dit overzicht wordt een ontwerp voor het boeken van tastbare resultaten aanbevolen. Darré wil het realiseren van een nieuwe adel uit “het gebied van nevelachtige idealen en luchtkastelen overplanten op een bodem van voor verwezenlijking vatbare mogelijkheden”.
Ontwikkelingsgeschiedenis adel
Voordat Darré begint met zijn uiteenzetting van hoe veredeling in de twintigste eeuw kan worden bereikt, geeft hij een ontwikkelingsgeschiedenis van de Duitse adel. Volgens Darré was de omslagfase tijdens de overgang van de adel van de heidense Germanen tot de adel van de tot het christendom bekeerde Germanen. Dit begon met Karel de Saksendoder, die een voornaam deel van de Germaanse adel bij Verden aan de Aller afslachtte. Dit gebeurde volgens de officiële chronologie in oktober 782. Volgens Darré was Karel een berekenend politicus, die christendom als een belangrijk ingrediënt zag om het volk voor zich te winnen en om zijn geroofde machtspositie veilig te stellen. Hiervoor moest heidendom eerst verdwijnen. Aangezien voor de heidense Germaanse stammen de adel onlosmakelijk verbonden was met het goddelijke, lag het voor de hand dat de Saksische heidense adel moest worden weggevaagd, voordat het christendom succesvol kon worden uitgerold over de Germaanse stammen. Van het bloed van de oorspronkelijke Germaanse adel, die Darré liever duidt als Noordras om verwarring te voorkomen, is volgens Darré daarom maar weinig terug te vinden in de daarop volgende christelijke “Germaanse” Duitse adel. Met Karel de Saksendoder kreeg de laat-Romeinse rijks- en staatsopvatting voor het eerst vaste voet aan de grond op zuiver Germaanse bodem. Dit begunstigde de christelijke Frankische adel, die met haar onvrije beambten tot overheerser werd van de edelen en vrijen van de Germanen. Voor de heidense Germanen werd dit voor hen monsterachtige beginsel zo een vanzelfsprekendheid onder de christelijke gedachte. Kerk en christelijke adel sloten als grootgrondbezitters uiteindelijk een nauw verbond met het leenstelsel tot gevolg. Het Christendom had door zijn leer, dat alle mensen als kinderen van dezelfde God voor hem gelijk zijn, op ideëel gebied de aristocratische structuur van de antieke beschaving al op zijn grondvesten doen laten wankelen. De aanvankelijk door God gewilde ongelijkheid van het menselijke geslacht werd zo tenslotte ook op Germaanse bodem tenietgedaan.
Veredeling
De voorchristelijke Germaanse edelen waren volgens Darré het resultaat van een natuurlijk veredelingsproces zoals deze zich binnen een georganiseerde samenleving op alle niveaus voordoet. Veredeling van planten en dieren, door telers en fokkers, wordt beschreven als een kunst waarin wetenschap, ervaring en intuïtie sinds mensenheugenis samenkomen. Darré haalt voorbeelden uit de praktijk aan, waaruit volgens hem blijkt dat geworteldheid, alsmede het tot wasdom komen in de natuur (en niet in de “cementen doodskisten begin 20e eeuw”) een wezenlijke rol speelt voor gezonde planten, dieren en mensen. Bij het Noordras werd in voorchristelijke tijden aan deze voorwaarden voldaan. Wat betreft veredeling van de Germanen uit deze tijd, leidde de neiging om een goed huwelijk te sluiten tussen man en vrouw uit families van goede naam en vergelijkbare geworteldheid min of meer automatisch tot veredeling. De hoeves en landerijen van deze adel werden als ondeelbaar beschouwd en gingen over van vader op de oudste zoon als deze voldoende capabel werd geacht. De vaderlijn was dus bepalend voor wie wel of niet tot de adel werd gerekend. De kinderen van de edelvrouw, die niet erfden gingen op in de bevolking als ze niet op de hoeve bleven, zodat het hele volk van edel bloed werd voorzien. Door de adel te beschermen middels bepaalde privileges werd de kwaliteit van de hele bevolking en bloedsverbondenheid met de adel zo gewaarborgd.
Bewondering voor de Britten
Volgens Darré is het Germaanse principe van veredeling nog terug te vinden in Groot-Brittannië. Dit geeft in deze zin een verklaring voor de bewondering die Nationaal Socialisten hadden voor de Britten. Darré geeft een uiteenzetting van de Britse adel, die vele nuances kent en eigenlijk allemaal van belang zijn. Darré stelt de Britse landelijke adel in zijn beschouwing centraal. Hier gaat de titel Lord meestal over op de oudste zoon en het landgoed is ondeelbaar. Een vrouw krijgt de titel Lady als ze trouwt met een Lord. De vrouw kan iedere geschikte burgervrouw zijn. Kinderen van de Lord worden overigens automatisch burger als ze niet zelf de titel Lord krijgen. Er was dus wat betreft bloedsbanden een wisselwerking tussen adel en bevolking. Omdat de adel zo belangrijk wordt geacht en niet aangetast mag worden, zijn ze autonoom, dat wil zeggen ze staan onder zelfbestuur, onafhankelijk van de staat. In de regering hebben ze hun eigen vertegenwoordiging, maar zitten wegens bloedsbanden ook aan tafel met de gegoede burgers uit het volk, waarvan verwacht mag worden dat voornamelijk in dit deel van de bevolking de bestuurders zijn te vinden. Het leiderschapsprincipe van de adel voor de hele bevolking wordt zo indirect en direct vorm gegeven. Om vervreemding te voorkomen, komen jongeren uit de adel en de niet-adel samen in het onderwijs en daardoor in het verenigingsleven, maar ook in het leger. Dit leidt tot verbroedering op alle niveaus, ook al is er altijd een scheidslijn, want adel verplicht.
Britse adel als voorbeeld
Darré neemt de Britse Adel als blauwdruk¹ voor de nieuw te verwezenlijken adel in Nationaal Socialistisch Duitsland. Hij geeft in het boek uitgebreid weer hoe deze nieuwe adel van eigen bloed en bodem zich succesvol kan organiseren. Darré komt na enkele overwegingen tot de aanbeveling om het landgoed en landhuis van de edelman de naam Hegehof te geven. In het Nederlands adelshoeve. De Hegehöfen zijn weer georganiseerd in elkaar onderling controlerende en versterkende instanties, onder volledig zelfbestuur, met privileges en verplichtingen. Net zoals het Hogerhuis de adel vertegenwoordigd in het Britse parlement stelt Darré voor dat er overlap is tussen de Kamer van de Kanselarij en een Kanselarij van Edelen. Darré acht het leger bij uitstek geschikt als ontmoetingsplaats voor adel en volk om vervreemding te voorkomen. Een één op één overname van de levensstijl van de Britse adel is volgens Darré niet wenselijk. De Duitse volksziel heeft volgens hem kenmerkende eigenheden die niet bij Britten voorkomen. De discipline om je helemaal te vereenzelvigen met de eigen club en te leven vanuit een hechte groepseenheid, past volgens hem niet bij Duitsers. De componenten filosofie, kunst en muziek, dus individuele creativiteit, speelt bij Duitsers nu eenmaal een grote rol. Toch zal groepseenheid en gehechtheid aan een groepscultuur, een collectief dat als één man kan opereren, een grotere rol moeten gaan spelen bij mensen van het Noordras om in onze moderne tijden niet ten onder te gaan.
Horthy: selecteren voor een nieuwe adel
Darré haalt in het kader van het tot stand brengen van een nieuwe adel de werkwijze aan van Horthy. Horthy was de toenmalige regent van het koninkrijk Hongarije. Horthy had zich onderscheiden in de strijd tegen het Bolsjewisme, dat Darré nieuwerwets nomadendom noemt. Bolsjewisme is volgens Darré precies hetzelfde als wat de aanvallen van nomaden zoals de Hunnen, Hongaren, Tartaren, Turken enz. op het Germaanse Europa zijn geweest. Horthy had beproefde frontsoldaten bijeengebracht in een “Heldenbond”, zonder onderscheid te maken tussen officieren, onderofficieren en soldaten. Volgens Horthy hadden deze frontsoldaten in de vier lange oorlogsjaren aangetoond te beschikken over vastheid van karakter, een noodzakelijk ingrediënt voor bruikbaar leiderschap. Horthy gaf een adeltitel en adeldomein aan geschikte kandidaten gekozen uit de “Heldenbond”. Net zoals in het Britse model was het domein en de titel ondeelbaar, veiliggesteld middels erfopvolging, bij voorkeur via de oudste zoon, analoog aan de oorspronkelijke Germaanse bloed en bodem geworteldheid en ongeschiktheid voor het stadsleven. Horthy was er zo in geslaagd om de oude nomadische geest van de Hongaren te vervangen door een Germaanse geest, buiten het bereik van de verwoestende nomadische geest van het Bolsjewisme. Darré stelt vast:
“Evenals de Germanen wordt ook Horthy bezield door de gedachte, dat iedere zedelijke verheffing van een volk afhankelijk is van het bevorderen van waardevol erfgoed in een volk, niet echter in de eerste plaats van de verzorging van de enkeling”
en geeft Horthy volkomen gelijk met:
“Maatregelen treffen, die het vooruitkomen en de vermeerdering van de waardevollen begunstigen, terwijl tegelijkertijd de vermeerderingsmogelijkheid van de minderwaardigen geremd wordt.”
De joden
In het werk van Darré worden de joden als etnisch collectief slechts in een voetnoot genoemd op bladzijde 195 (Geautoriseerde Nederlandsche vertaling), maar hier worden wel de essentiële verschillen weergegeven met gewortelde Ariërs. Joden worden vergeleken met volbloeden. Een volbloed is een dier dat gefokt is met bepaalde eigenschappen als doel voor ogen. Een volbloed heeft een stamboek waaruit blijkt dat het betreffende dier geen vreemd bloed bezit. Door eenzijdig doorfokken kan de indruk ontstaan dat het een ras betreft. Volgens Darré kan men de eigenlijke kern van de joden volbloed noemen en niet raszuiver. Dit suggereert dat de essentiële verschillen tussen joden en Ariërs zijn aan te geven met nomadisch versus geworteldheid en volbloed versus raszuiver. Veredelingsprocessen binnen de joodse gemeenschap hebben hierop afgaande, geleid tot volbloed individuen.
In het kader van ras worden twee joden bij naam genoemd. Als eerste de Engelse joodse premier Disraeli, de latere Lord Beaconsfield. Omstreeks 1840 stelde hij dat het rassenvraagstuk de sleutel tot het begrijpen van de geschiedenis is. Dit standpunt werd ook door de Duitse jood en staatsman Walther Rathenau (minister van buitenlandse zaken in 1922) in zijn “Reflexionen” uitdrukkelijk ingenomen. Toch waren volgens Darré de gevolgtrekkingen die eind 19e eeuw door andere grote denkers gemaakt werden veel belangrijker namelijk: als de zeden met een bepaald ras onafscheidelijk verbonden zijn en met het verdwijnen van dit ras ten onder gaan, dan moet het mogelijk zijn dat door het behoud van dit bepaald soort mensen ook de hiervan afhankelijke zeden behouden blijven. Hiermee is volgens Darré dan tevens bewezen dat de door Spengler opgestelde wetten volgens welke in alle cultuurontwikkelingen een opkomst, bloei en verval zou plaatsvinden, onjuist zijn.
Engelse vertaling
Antilope Hill heeft een Engelse vertaling uitgegeven van het werk van Darré. Een prima vertaling met een waardevol voorwoord van Warren Balogh, maar het volgende viel op. “Karel de Saksendoder”, werd vertaald met “Charlemagne”, oftwel Karel de Grote, wat toch wel een andere lading geeft aan de tekst. Daarnaast ook de voetnoot van de redactie op bladzijde 129: “Written in 1930, this book precedes major scientific developments in the theory of general relativity and electromagnetism.” Deze voetnoot is natuurlijk abominabel amateuristisch broddelwerk van iemand die ergens een klok heeft horen luiden. Deze theorieën waren al lang en breed bekend in Nationaal Socialistisch Duitsland, net zoals overal in de westerse wereld. Hier werd overigens zeer genuanceerd over nagedacht, veel genuanceerder dan de wetenschappelijk denkwijze waarop na de tweede wereldoorlog werd aangestuurd en inmiddels alle nuance in het wetenschappelijk denken min of meer heeft vervangen en in dienst heeft gesteld van het bredere narratief waarmee draagvlak wordt genereerd voor het huidige systeem. Als Nationaal Socialisten bereid zijn een lerende gemeenschap te vormen, zich niet vastbijten in allerlei stelligheden, noch in starre onsamenhangende overtuigingen, met het gevaar dat ze een moeras gaan aanzien voor vaste grond onder voeten, zal deze deugd ze adelen en vallen ze zo niet ten prooi aan misleiding.
Over Darré
Richard Walther Darré, Obergruppenführer van de SS, was de leidende bloed en bodem ideoloog van het Derde Rijk en diende zijn volk als Rijksminister van voedsel en landbouw. Darré, geboren in Buenos Aires sprak vloeiend Spaans, Engels en Frans. Dit geeft aan dat hij goed in staat mag worden geacht om de toestand waarin Duitsland zich na de tweede wereldoorlog bevond in internationale zin juist te plaatsen. De noodzaak voor het schrijven van het hier besproken praktische overzichtelijke werk zal Darré helderder voor de geest hebben gestaan, dan voor de geest van degene die zijn hele leven binnen de eigen landsgrenzen is gebleven. Het werk “Nieuwe Adel uit Bloed en Bodem” van Darré is van grote invloed geweest op Hitler.