Adam Green en E. Michael Jones zijn twee uitersten als het om het christelijke geloof gaat. Op 24 april hielden zij een debat met als vraag wat het christendom in de kern behelst, een psychologisch wapen of een universele leer? Van tevoren kondigde Green een slachting aan, maar dat kwam niet uit. Wat wel duidelijk werd is dat de achterliggende narratieven zover uiteen liggen, dat een neutrale toehoorder tot de conclusie zal komen dat het hier onverenigbare zienswijzen betreft. Een nabeschouwing.
Green stak van wal zoals we van hem gewend zijn: hij stelde platweg dat het christendom een door joden gefabriceerd psychologisch wapen is, dat doelbewust wordt ingezet tegen de andere volkeren, in het bijzonder de Europeanen. Het christendom verzwakt door haar universalisme de voorkeur voor de eigen groep maar noemt tegelijkertijd de joden als een door God uitverkoren volk. De belijders van het christendom zijn zich niet bewust van deze achterliggende tribale strijd tegen hen. Jones brengt daar tegen in dat de christelijke God sinds de komst van de Christus niet meer exclusief joods is, maar een universele God die van alles en iedereen is. Volgens Jones leven we in een werkelijkheid van universele waarden, gedragen door een universele God.
Vroeg in het debat zette Jones zijn door hem veel gebezigde categorieën van de geest al in. Dit keer om aan te geven dat de Farizeeërs, voornamelijk druk doende met onnodig gecompliceerde wetgeving en behept met regelzucht, een deel van joden de verkeerde weg lieten inslaan door ze te indoctrineren met ten opzichte van het christendom afwijkende categorieën van de geest. De foute joden waren volgens hem de Moloch aanbidders met hun onchristelijke praktijken, zoals het offeren van kinderen. De andere joden viel niets op aan te merken, behalve dat ze vooralsnog misleid waren, maar wel degelijk door bekering tot het christendom alsnog gered kunnen worden. Joodse subversie werd door Jones neergezet als rebellie tegen God.
Green benadrukt dat het christendom ten doel heeft om niet-joden een voor hen nadelige specifiek joodse God te laten aanbidden, gefabriceerd door joden zoals Philo van Alexandrië, die hierbij handig gebruik maakten van het werk van grote Helleense filosofen zoals Aristoteles en Plato. Jones herhaalde vervolgens de welbekende christelijke argumenten dat God gelijks is aan logos, opgevat als kennis en ratio, maar dat de Helleense filosofen en ook Philo in een impasse waren geraakt om de Logos werkzaam te laten zijn in onze imperfecte materiële wereld; dergelijk ondernemingen leidden tot tegenstrijdigheden. De oplossing was de Logos in onze materiële wereld te plaatsen als de Christus. Dat maakt volgens Jones het christendom en bijbehorend Godsbeeld uniek en universeel als categorie van de geest. Green zag zich kennelijk genoodzaakt zich nogmaals tot agnost te verklaren om vervolgens het bestaan van de christelijke God zoals Jones deze prefereert in twijfel te trekken. Zoals luisteraars vaker hebben meegemaakt verzandde het debat vervolgens in een discussie over het al dan niet bestaan van God. Green begon provocatief door de bekende argumenten uit Godsbewijzen van Thomas van Aquino aan te vallen, door te wijzen op oneindige regressie die op natuurlijke wijze ontstaat, door Jones te vragen wie dan wel God heeft geschapen, immers alles is geschapen dus God ook. Jones komt vervolgens met het verbod uit de Godsbewijzen van Aquino op oneindige regressie en bovendien dat schepper en schepsel niet van dezelfde categorie zijn. Green brengt hier weer tegen in dat Jones net als andere christenen met concepten en regels op de proppen komt om te bepalen wat en op wat voor wijze anderen wel of niet mogen denken. Ook op de vraag van Green waarom God en de Christus zich nu niet zichtbaar manifesteren, zodat we ons kunnen overtuigen van hun bestaan ontstaat het gebruikelijke discussiepatroon. Volgens Jones heeft de Christus zich wel gemanifesteerd volgens ooggetuigen verslagen uit de evangeliën, is ons geweten de stem van God die dagelijks tot ons spreekt enz. Green heeft weer moeite met blind te vertrouwen op de evangeliën en maakt duidelijk dat geweten voor hem niet een exclusief christelijke aangelegenheid is, maar dat dit zo lijkt omdat heidenen dezelfde kwalificatie krijgen als Moloch aanbidders enz. Jones kreeg in deze fase van het debat zo wel uitgebreid de gelegenheid om zijn kennis over de katholieke leer aangaande God en logos ten toon te spreiden. Green beschuldigde Jones dan ook van obstructie, die volgens hem bewust bleef hangen in filosoferen over God, om tijd te rekken en punten te scoren ten koste van zijn spreektijd. Ook waren daar de gebruikelijke persoonlijke beschuldigingen over en weer. Jones die Green afschildert als iemand die niets begrijpt van de essentie van de leer omtrent God in samenhang met de betichting zo mee te werken aan joodse subversie en Green die Jones min of verwijt als agent (al dan niet bewust) in dienst van de joodse psychologische oorlogsmachine te fungeren.
Voor de luisteraars waren beide twistsprekers er in geslaagd hun eigen standpunten uitvoerig te belichten en werden de verschillen in zienswijze pijnlijk duidelijk. De werkelijkheid is tribale oorlogsvoering waarin christendom in dienst staat van de joodse oorlogsmachine, versus de werkelijkheid is een dialectiek onder toezicht en in de greep van een universele christelijke God en verzet daartegen is joodse subversie.
Minder overtuigend voor luisteraars ten aanzien van de volledigheid van het achterliggende verhaal van Green waar hij zijn argumenten uit haalt, was dat hij zich in het debat tot agnost verklaarde en het daarbij liet ten aanzien van spiritualiteit. Toehoorders kregen zo de indruk dat het inrichten van de spirituele wereld min of meer overgelaten wordt aan christenen zoals Jones met een universele insteek, waarmee Green een sterk wapen van belang om een weerbaar sterk collectief te vormen in de tribale oorlog, die volgens hem nu gaande is, links laat liggen. Op de luisteraars komt Green zo minder consistent over. Bovendien ontstaat zo de indruk bij velen dat Green op filosofisch gebied kennis tekortkomt. Bij een nadere beschouwing van Greens insteek en repliek op de metafysica van Jones zullen filosofen opmerken dat Green impliciet redeneert zoals gebruikelijk is binnen intuïtionistische logica ten aanzien van de rol van oneindige regressie. Green had bovendien ook kunnen aangeven dat hij, volgens de richtlijnen van de intuïtionistische logica, de wet van de uitgesloten derde niet in het algemeen van toepassing acht (zeker niet ten aanzien van beschouwingen van, hoe wij ons verhouden tot, en het zinvol kunnen categoriseren van een Almachtige), waardoor de gebezigde filosofie en redeneringen van Jones minder vanzelfsprekend overkomen en zo de schijn van algemene onwrikbare geldigheid voor luisteraars verliezen. In dat geval zou Jones tevens niet langer het aura van onaantastbaarheid, gegenereerd door zijn consistente samenhangende uitspraken op basis van de goed doortimmerde ideeën van de kerk bezitten om luisteraars gemakkelijker te kunnen overtuigen van de juistheid van zijn stellingname. Op volgers van het debat die bekend zijn met het werk van Ben Klassen komt Green, net als Jan Lamprecht, uiteindelijk zo over als promotor van Creativiteit als de meest geschikte religie voor de blanke man (een nuchtere insteek waar overigens veel voor te zeggen valt), waarbij de focus ligt op de zichtbare materiële werkelijkheid in exact wetenschappelijke zin en op technologie, maar minder op het niet-zichtbaar spirituele, dat min of meer exclusief wordt weggezet als middel om te misleiden met onzinverhalen. Dat laatste kan als niet helemaal terecht worden ervaren door bepaalde denkers die geneigd zijn tot een meer filosofisch genuanceerd benadering. Het is bijvoorbeeld heel goed mogelijk een tribale natuurreligieuze spiritualiteit (alles is uit zichzelf bezield en met elkaar in wisselwerking, waarbij bloedbanden en organische samenhang bepalend zijn zonder een van invloed zijnde spirituele wereld uit te sluiten) als alternatief te nemen. In dat geval hoeft overigens niets prijs te worden gegeven aan de zienswijze van Klassen, behalve dat dit alleen wordt aangevuld, en voor sommigen zo wordt verrijkt, met de idee van een spirituele wereld die hiermee volkomen in overeenstemming is in wederzijdse bekrachtiging.